Volgens Stichting Lezen &Schrijven zijn naar schatting 250.000 mensen in Nederland analfabeet. Zij kunnen niet lezen en schrijven. Daarnaast zijn er anderhalf miljoen Nederlanders laaggeletterd: zij hebben grote moeite met lezen en schrijven. Als ik al moeite heb met het lezen van bijsluiters, hoe zal het deze groep dan vergaan?
10% van de Nederlanders kan bijsluiters niet lezen
Laaggeletterden en analfabeten hebben over het algemeen een lage sociaal economische status (SES). Door een gemiddeld slechtere gezondheid consumeren mensen met een lage SES meer zorg. Ze bezoeken vaker een huisarts en maken meer gebruik van medicijnen. Juist voor de groep analfabeten en laaggeletterden (tezamen ruim 10% van de Nederlandse bevolking!) is het dus van belang dat ze snappen hoe ze de medicijnen moeten gebruiken. Deze groep is echter niet in staat om informatie uit een bijsluiter te halen. Sterker nog: geen enkele geschreven communicatie voldoet voor hen.
60% van de Nederlanders begrijpt bijsluiters niet
Om vast te kunnen stellen hoe het met de taalbeheersing in landen is gesteld, heeft de raad van Europa zes taalniveaus beschreven: Taalniveau A1 is het laagste niveau en taalniveau C2 het hoogste. Taalniveau B1 (eenvoudig Nederlands) kan zo’n 95% van de bevolking begrijpen, ook laagopgeleiden. Bijsluiters zijn echter vaak geschreven op taalniveau C1. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 60% van de Nederlandse bevolking deze teksten niet goed begrijpt. Waarom worden bijsluiters dan niet geschreven op taalniveau B1?
Als 10% van de Nederlanders bijsluiters niet kan lezen, en 60% van de Nederlanders bijsluiters niet goed begrijpt, is dat een probleem waar wat aan gedaan moet worden. Zet bijvoorbeeld aanvullende communicatiemiddelen in zoals een persoonlijke medicijnuitleg of instructievideo’s en schrijf bijsluiters op taalniveau B1. Zorg voor begrijpelijke bijsluiters.